Voordat er struiken naar de akkers gebracht worden, moeten deze klaar gemaakt worden. Iedere twee jaar wordt er verse bagger(afkomstig uit de Westeinderplassen) of compost aangebracht, om er voor te zorgen dat de grond op hoogte blijft. Na het uitvlakken van de bagger of compost wordt er gespit. Dit wordt gedaan om de bodem te mengen met de bagger of compost en om de bodem bewerkbaar te maken.

Na het oogsten worden de struiken opgeslagen op een leeg stuk land. Wanneer de akkers gespit zijn worden ze daar per vlet heen gebracht. Zodat ze klaar staan voor het poten.

De struiken worden op de akkers in rijen gepoot. Afhankelijk van de grootte van de struik worden ze op de zelfde afstand gepoot. Met een machine boren we gaten waar de Seringen in komen te staan.

Om de akkers schoon te houden van onkruid, schoffelen we hier zoveel mogelijk tegen. Succesvol schoffelen hangt samen met onder andere goede weersomstandigheden. Waardoor is het nodig af en toe te spuiten tegen onkruid.

Sprotten is het wegbreken van dunne takjes. Als de seringenstruik aan het groeien is, groeien er 50 nieuwe takken aan. Om tijdens de wintersnoei tijd te besparen breken we in de zomer al alle dunne takjes af.

Tijdens de wintersnoei wordt de struik weer in vorm gesnoeid. Alle takken worden afgeknipt zodat er weer een kale struik is. Hierdoor kan de struik in het voorjaar optimaal uitlopen.

In het voorjaar van het tweede jaar worden de Seringen geplozen. Hierbij worden de meeste uitlopers weggebroken, zodat de uitlopers die wel blijven staan optimaal kunnen groeien. We willen liever 15 lange takken dan 30 korte takken.

Na het pluizen worden er netten over de struiken gespannen, hierdoor zijn de jonge uitlopers beschermt tegen wind en hagel. De netten bieden bescherming voor uitlopers van 20 cm totdat de takken verhout zijn. Dit gaat om een periode van 2-3 weken.

Om de akkers schoon te houden van onkruid, schoffelen we hier zoveel mogelijk tegen. Succesvol schoffelen hangt samen met onder andere goede weersomstandigheden. Waardoor is het nodig af en toe te spuiten tegen onkruid.

In juni hebben de Seringen genoeg tak lengte gemaakt. We steken de wortels door zodat de lengte groei stopt. Vanaf dat moment start de knopvorming. Het moment van steken is cruciaal. Wanneer we de Seringen te vroeg steken missen we tak lengte. Wanneer we te laat steken, komen er te weinig bloemen in.

Tussen augustus en oktober worden de Seringen uit de grond gehaald met gebruik van een steekschop of steekmachine.

Om het Seringenseizoen eerder te beginnen worden Seringenstruiken 'gedonkerd'. Hierbij worden ze in partijen van 500 struiken op de traditionele manier onder riet gelegd. Na 5 weken is het blad van de takken en kunnen ze de kas in.

De struiken die niet onder het riet gelegd worden, worden in het najaar naar de opslag gevaren. Dit wordt gedaan zodat het vol maken van de kassen in de winter en het voorjaar minder tijd kost omdat ze al dichtbij de kassen staan.

De Seringenstruiken gaan in partijen van maximaal 500 struiken(afhankelijk van de grote) de kas in. De struiken worden door middel van transportbanden, rupsvoertuig of lopend de kas in gebracht.

Na 1 à 2 weken in een warme kas zijn de bloemen zo'n 5 cm groot. Niet alleen de bloemknoppen groeien, ook groeit er blad(pluizen). Deze breken we af daardoor alle voeding naar de bloemen gaat, waardoor deze mooier wordt.

Na 2 à 3 weken in een warme kas zijn de bloemen rijp genoeg om ze te kunnen oogsten. Gemiddeld wordt een kas in 4 dagen leeg geknipt.

Na het oogsten worden de struiken gesnoeid. Hierbij worden de struiken uitgedund, zieke armen worden af gezaagd en wanneer er een struik niet productief genoeg is wordt deze omgeent.

Na het snoeien van de struiken begint de teeltcyclus weer van voor af aan.